Ik zit te genieten in mijn moestuin. Het zaad komt op, de paksoi kan geoogst, de hommels zoemen om de aardbeienplanten heen. Het ruikt groen en het oogt groen. Ik voel me gelukkig.Opeens realiseer ik me dat dit misschien wel het grootste geschenk is dat mijn vader mijn heeft gegeven: het kunnen genieten van eenvoudige dingen.

Van een bloem die zijn hart laat zien, van de glinstering op een blad, van de wind die zingt tussen de seringen. Als kind ging ik altijd mee naar zijn moestuin, fietsend in de zon of in de regen, dat maakte niet uit. Mijn moeder, zus, broertje en ik hielpen mijn vader met zaaien, wieden en oogsten. En hoeveel er ook te doen was, hij nam altijd de tijd om ons te wijzen op de schoonheid om ons heen.  

Als ik nu geniet van wind in mijn haren, of van een vogel die fluit, dan komt dat door mijn vader. Als ik moe en gefrustreerd mijn toevlucht zoek in de tuin en er een uur later onder de zwarte vegen en met een frisse blos op de wangen weer uit kom wandelen, dan komt dat door mijn vader. 

 Als ik er langer over nadenk, realiseer ik me dat mijn vader intuïtief heel goed weet wat hem goed doet, wat hem in hartenkracht brengt. Hij doet gewoon wat hij fijn vindt, waar hij van gaat fluiten en  ‘grote neusgaten’ van krijgt ; ). In zijn ‘blote bast’ in de stromende regen…, heerlijk. In tijden van nood, vindt hij in zijn tuin de rust. In tijden van frustratie, vindt hij daar zijn hoop. In tijden van zorg, ziet hij daar het brede perspectief.

Ik denk aan mijn oma, die net als ik voorovergebogen stond over de plantjes, zachtjes tegen ze pratend, als om ze aan te moedigen. En ik denk aan haar zoon, mijn vader, die morgen vast weer langskomt met een blij gemoed. 
Mijn vader, die dat vier jaar geleden elke dag deed, soms wel drie keer op een dag, toen ik lang ziek was. Hij legde samen met mij mijn moestuin aan, we zochten samen de zaden uit. Hij hielp me met wieden, onderhouden en oogsten. Hij deed het meeste werk. Soms moest hij met lede ogen toezien hoe ik planten had laten verwelken die hij had gepland. Hij klaagde niet. Hij keek naar de planten die het wel goed deden, en begroette elk nieuw leven met een enthousiast: “hee, kijk! Die komt ook al op!’

Vandaag begroet ik elke vogel, bij en bloem met een brede glimlach. Dankzij mijn vader, die deze zaden van ‘eenvoud’ heeft geplant. Eenvoud is misschien niet eens het goede woord. Het is eerder ‘groots’.