Het was een magisch momentje: 
Mijn kleine, Engelse buurjongentje op de camping, pakte de fiets van zijn iets oudere zus en zette zijn voet op de pedalen.  
‘Come on!’ zei hij tegen zichzelf. Hij trapte, wiebelde en viel. Maar hij stond weer op, vastberaden. Ook al zat hij pas net vier dagen op een loopfiets, hij was er klaar voor, zoveel was duidelijk.
Het magisch mooie was dat zijn vader dit direct begreep. Abrupt stond hij op, legde zijn boek neer en pakte een sleutel uit zijn gereedschapskist om het zadel lager te zetten. 
Hij liep naar hem toe. 
‘I’ll help you’. 

Hij zette eerst het zadel lager. Pakte de fiets op en zei: wil je leren fietsen? 
Ja! riep het jongetje enthousiast. 
De zon scheen laag over het grasveld, hun avondeten stond te wachten op tafel, maar dit moment lieten ze niet schieten. Moeder pakte geruisloos haar telefoon en kroop in een onzichtbaar hoekje van veld, tent en paadje. De twee oudere zussen stonden op en lieten hun borden voor wat het was.
Het jongetje, Alfie, drie jaar, rood haar en sproeten op zijn neus, klom op het zadel en liet zijn vader hem een zetje geven. Maar verder deed hij het zelf, kijk, daar ging hij, slingerend op het paadje tussen gras en tenten, dwars door de rook heen van een net opgestarte BBQ. 
We keken ademloos toe. Het was zo prachtig om te zien. 
Iedereen juichte langs zijn weg. Verrukt draaide hij zich om. 
Duikelde. En viel. 
Weer stond hij op en pakte lachend zijn fiets. Maar nu had hij toch een probleempje: hoe verder? Zijn vader liep naar hem toe en zei:
 ‘Wil je leren opstarten? Zelf wegfietsen? Het is wel iets moeilijker, maar ik denk dat je het kan.’ 
Leergierig knikte Alfie van Ja, ‘Yes Please!’ 
Daar stond zijn vader naast hem. ‘Kijk’, zei hij geduldig, ‘je zet je voet op de trapper en dan duw je heel hard. Ja, heeeel hard.’
 Alfie deed het, zijn vader hielp een beetje mee en hups, kijk, daar ging hij weer, slingerend naar het andere eind van het paadje. 
Iedereen klapte.
Zijn grote zus wachtte hem op met haar eigen fiets en zei: ‘Kijk Alfie, zo doe je dat’. Ze zette haar voet op de trapper en hup, hij ook. Boem, daar lag hij. Maar wat maakte het uit? Hij stond gewoon weer op en ging lachend verder. 
Totdat hij weer viel, en wij, onschuldig als wat, ook moesten lachen om zoveel lieflijk gestuntel op het gras. Boos draaide hij zijn hoofdje om en mompelde iets voor zich uit. 
‘Jullie moeten me niet uitlachen.’ 
Oeps, dat was natuurlijk helemaal totaal niet de bedoeling. Dus dat vertelden we hem ook. En mooi genoeg: weer was daar zijn vader om hem te begeleiden. 
Hij zei: ‘Come Alfie, je hebt voor nu genoeg gedaan, het is tijd om te eten en dan gaan we straks verder. Je hebt al zoveel geleerd!’ Als een held werd hij ontvangen aan tafel en pakte zijn vork beet.

Als kindercoach, schrijfster en moeder zat ik op het puntje van mijn stoel, omdat het gewoon ontroerend en magisch mooi was, maar ook omdat het zo mooi liet zien hoe een ‘groei-mindset’ in de praktijk werkt. 
Deze vader straalde vertrouwen uit, moedigde aan, benoemde wat zoon Alfie al kon en legde de lat maar een klein stukje hoger en zei dan: ‘ik denk dat je het kan.’ 

Maar het aller-aller-mooiste en magische vond ik de ‘vibes’ rondom en in het jongetje. 

Hij was er klaar voor, moedigde zichzelf aan en wist iedereen te betoveren met zijn wil om te leren. Misschien wel omdat we allemaal wel weer even Alfie wilden zijn, onbevangen, open en vol goede moed. En misschien wel, omdat we allemaal zoveel van hem konden leren, of door zijn optreden herinnerd werden aan ons eigen gestuntel, of dat van onze kinderen. Maar nu weet ik: niet alleen opgroeien, maar ook opvoeden en helpen groeien doen we met vallen en opstaan. Met een groei-mindset telt elke stap.